Theo Nijland: 'Geestelijk ben ik nog niet hersteld'

Bij Theo Nijland (63) scheurde anderhalf jaar geleden zijn aorta. Daar wilde hij in eerste instantie niets van weten. ‘Ik wilde gewoon doorgaan. Maar je hebt toch helemaal opengelegen en bestaat opeens voor de helft uit plastic en slangetjes. Sinds de operaties ben ik onverschilliger geworden. Nu moet ik uitzoeken of ik nog kan worden wie ik was.’

‘Het gebeurde hier thuis. Ik was boven mijn nieuwe cd aan het opnemen. Om kwart voor zes ging ik naar beneden voor een glas wijn met de buurman. Na drie slokken voelde ik mij niet goed. Het was een onbestemde pijn die ik niet kende, alsof ik een zandloper was en het glas doormidden brak’, vertelt Theo. Met gillende sirenes wordt hij opgehaald. In het ziekenhuis blijkt zijn aorta gescheurd. Een jonge arts komt hem het slechte nieuws brengen. ‘Het was vast zijn eerste slechtnieuwsgesprek, want hij keek heel ernstig. Hij vertelde mij dat er een grote kans was dat ik zou overlijden. Ik dacht: ik ga mij heel rustig houden, ik doe net alsof ik er niet ben. Paniek is niet goed voor mijn lichaam. Ergens voelde het ook harmonieus. Ik had een mooi leven gehad, wel wat kort.’

Cd afmaken

Na acht uur opereren wordt Theo wakker. Dat hij leeft, is een wonder. Maar zijn decor – zoals hij het zelf noemt – is aan diggelen. ‘Ik was in de war. Ik had de hele tijd het gevoel dat ik aan mijn cd moest werken. De patiënt die naast me lag in het ziekenhuis had allerlei slangen en pijpen in zijn mond. Dan vroeg ik aan de zuster: “Is hij nou mijn cd aan het afmaken?”. De piepjes uit de apparaten klonken precies zoals mijn nummers! Soms droomde ik dat ik in een ruimteschip zat. Dan werd ik wakker met een broek vol ontlasting, natuurlijk is er dan schaamte. Maar het ziekenhuis had ook iets heel beschermends.’

Een warm bad

‘Toen alles achter de rug was, dacht ik: “oké, wij kunnendoor.” Maar zo werkt het dus niet. Er is zoveel met je gebeurd, dat besef kwam bij mij veel later.’ Uiteindelijk wordt Theo vijf keer geopereerd aan zijn aorta. Eenmaal thuis, komt hij in een warm bad. ‘Het was fantastisch. Maandenlang kwamen er elke dag vrienden langs om voor mij te koken, ze waren zo blij dat ik er nog was. Natuurlijk geeft dat een fijn gevoel. Toch vind ik het ook moeilijk om al die liefde te ontvangen. Normaal neem ik de regie, nu moest ik die loslaten. En wat moest ik ineens met al die liefde? Het was mooi, maar ook overweldigend. Veel vriendschappen zijn door deze periode geïntensiveerd. Toch was ik in die beginperiode ook niet altijd aardig, vooral niet tegen mijn vriend. Ik vond het moeilijk om toe te geven dat ik patiënt was. Misschien was het besef er nog niet, maar ik was enorm van slag.’

Ik leef toch nog?

Aan het begin van zijn ziekteperiode is Theo vooral bezig met het lichamelijke herstel. Het geestelijke herstel heeft hij naar eigen zeggen onderschat. ‘Ik dacht dat ik intelligent genoeg was om het zelf een plek te geven en door te gaan. Maar je wordt toch geconfronteerd met je leeftijd, en dat herstel tijd nodig heeft. Ik heb helemaal open gelegen en moet accepteren dat ik nu voor de helft uit plastic en slangetjes besta. Ik vond ook dat ik niet mocht zeuren, ik leefde toch nog? Al met al heeft het meer met mij gedaan dan ik wilde toegeven, en dat heb ik nog geen plek kunnen geven. Inmiddels weet ik dat het geen zin heeft om over dit gevoel heen te walsen.

Een ander worden

Het afmaken van zijn cd en de bijbehorende theatershow staan voor Theo symbool voor een nieuw begin. ‘Ik heb bijna alles opnieuw ingezongen. De voorstelling kreeg goede recensies. Toen wist ik: ik ben weer
terug! Ik besta uit werk, geen idee wat je verder op aarde moet doen.’ Toch is er voor Theo ook duidelijk iets veranderd. ‘Ik heb laatst filmmuziek opgenomen met een fantastische bigband. Maar ik merkte dat er
iets ontbrak, dat ik het minder leuk vond dan vroeger. Ik ben wat onverschilliger geworden tegenover de dingen die ik doe. Mijn vriend vindt mij soms zelfs negatief. Ik hoop dat ik nog steeds dezelfde ben wie ik was.
Daar moet ik eens met een professional over praten. Ik denk dat je niet per se een ander hoeft te worden als je dat niet wil.’

Bron: Vida, Hart&Vaatgroep